Kleine woningcorporaties kunnen iets makkelijker in aanmerking komen voor het zogeheten verlicht regime, waarbij zij hun activiteiten niet hoeven te splitsen. Ook kan het VvE-beheer bij complexen met zowel DAEB- als niet-DAEB-woningen worden gedaan vanuit de DAEB tak. Dat heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) desgevraagd aan Aedes toegezegd.

 

Verlicht regime
Woningcorporaties met een jaaromzet onder 30 miljoen euro en een klein aandeel niet-DAEB-bezit (maximaal 5 procent van de jaaromzet en maximaal 10 procent niet-DAEB investeringen) hoeven hun activiteiten niet te splitsen, staat in de Woningwet. Zij hoeven alleen hun baten en lasten aan het einde van het jaar te scheiden.

In de wet staat dat er naar de twee meest recente jaren wordt gekeken om te bepalen of de corporatie aan deze voorwaarden voldoet. Nu heeft het ministerie toegezegd dat een corporaties die in 2016 eenmalig boven de 5 procent- of 30 miljoen-grens komt, toch daarvoor in aanmerking komt voor het verlicht regime als zij kan aantonen dat de omzet in het komende jaar (weer) onder de genoemde grenzen valt.

 

Aedes stelde deze soepelere benadering voor aan het ministerie zodat kleine corporaties die hun niet-DAEB-bezit willen afstoten of verkleinen – en daardoor in 2015 of 2016 tijdelijk hogere verkoopopbrengsten hebben – toch gebruik kunnen maken van het verlicht regime.

 

VvE-beheer
Als corporaties in een woningcomplex met kopers en huurders zowel DAEB als niet-DAEB-bezit heeft, zou het VvE-beheer van die woningen volgens de Woningwet eigenlijk verdeeld moeten worden over de DAEB-tak en de niet-DAEB-tak van de corporatie. Aedes kaartte bij het ministerie aan dat deze werkwijze in de praktijk onwerkbaar is. Daarom mogen corporaties het VvE-beheer in deze gevallen nu vanuit de DAEB-tak doen. De kosten van het beheer worden naar rato verdeeld over de DAEB-woningen, niet-DAEB-woningen en overige woningen.