Inmiddels (gelukkig!) heeft deze blog zijn werking gehad en mag de niet-Daeb tak geld lenen aan de Daeb tak. Zie mijn volgende blog. Near Banking wordt wel omschreven als middelen aantrekken en deze uit te zetten met als doel om daar profijt uit te behalen. Vanuit de Woningwet (BTIV 2015, artikel 106 lid 1d) niet toegestaan en toch doet u door diezelfde wet verplicht aan Near Banking. Hoe zit dat precies?

 

Daeb en niet-Daeb mogen niet van elkaar lenen

Sinds vorig jaar kennen veel woningcorporaties een administratieve scheiding van hun bezit. De zogenaamde niet-Daeb activiteiten zijn op papier gescheiden van de Daeb activiteiten. Voor woningcorporaties een forse investering in tijd en middelen. Deze administratieve scheiding gaat niet alleen over de woningen, maar ook over de middelen. Daeb en niet-Daeb hebben hun eigen potje liquiditeiten en mogen, wettelijk, in beginsel niet van elkaar lenen. Dat is best lastig, want hoewel er twee potjes zijn, gaat het in de praktijk over één juridische entiteit, over één bank(rekening). In de meeste situaties zien wij dat de niet-Daeb tak zichzelf prima kan bedruipen. Vaak zijn er voldoende liquide middelen, die een potje vormen waaruit toekomstige investeringen of onderhoud kunnen worden gedaan.

 

Geconsolideerde positie van nul, niet toegestaan…

En over deze liquide middelen van niet-Daeb gaat het. Regelmatig zien we bedragen van één tot vier miljoen euro werkloos op een bankrekening totdat de middelen benodigd zijn. Tegelijk kan het voorkomen dat de Daeb tak enkele miljoenen in de min staat. Per saldo zouden ze op nul kunnen staan en daarmee het liquiditeitenbeheer goed hebben georganiseerd. Maar dit is waar het in de praktijk mis gaat. Wetgeving geeft aan dat er niet geleend mag worden van niet-Daeb aan Daeb of andersom. In een dergelijke situatie moet de Daeb tak financiering aantrekken en ervoor zorgen dat haar saldo weer positief wordt. Resultaat: het geld van de niet-Daeb tak staat weer werkloos en nagenoeg renteloos toe te zien hoe banken lachende derde zijn.

 

Nu zult u zeggen, dan keert de niet-Daeb tak deze middelen uit aan de Daeb tak. Bijvoorbeeld als extra aflossing op de interne lening of als dividend. Maar dat ligt moeilijk omdat het potje niet langdurig beschikbaar is. Binnen enkele jaren volgen immers onderhoud en investeringen en zijn de middelen weer benodigd.

 

Near Banking, ook niet toegestaan…

Een andere mogelijkheid die me wel eens wordt voorgehouden is het aanhouden van het positieve saldo van niet-Daeb bij bank X en het negatieve saldo van Daeb bij Bank Y. Er is niet veel creativiteit voor nodig om te bedenken dat dan eigenlijk geld wordt opgenomen bij Bank Y en wordt geplaatst bij Bank X. Klinkt als ‘Near Banking’ hoor ik u denken en deels is het dat ook. In dit geval is het voldoen aan wetgeving de insteek tot deze wat vreemde constructie. Voordeel wordt er niet behaald, alleen Bank X en Y spinnen hier garen bij. Maar feit blijft dat bewust geld wordt opgenomen bij de ene en uitgezet bij de andere bank. De ‘schamele oogst’ wordt gevormd door extra rentelasten en tegenpartijrisico…

 

Sta niet-Daeb toe geld uit te lenen aan Daeb

Hoe zou dit dan moeten worden opgelost? Nou, door de niet-Daeb tak toe te staan middelen uit te lenen aan de Daeb tak tegen een rendement dat de niet-Daeb tak derft. De niet-Daeb tak zal natuurlijk aannemelijk moeten maken dat deze uitgeleende middelen een bestemming kennen op middellange termijn. Deze toetsing wordt nu overigens al uitgevoerd door het WSW, die bij een te hoog, ongefundeerd saldo in de niet-Daeb tak het borgingsplafond kan beklemmen. Hiermee wordt de corporatie aangespoord om de middelen uit te keren aan de Daeb tak.

 

Het (tijdelijk) geld uitlenen van niet-Daeb aan Daeb beperkt het financieel nadeel dat de scheiding van Daeb en niet-Daeb veroorzaakt. De volkshuisvesting is hiermee gediend. Net als met het lagere tegenpartijrisico dat ontstaat.

 

Nu toch de Woningwet wordt geëvalueerd, lijkt me dit een uitstekend moment om tegelijkertijd deze weeffout te herstellen. Wetgeving verbiedt ‘Near Banking’, laten we woningcorporaties de ruimte geven hieraan te voldoen.

 

 

Richard Wamelink