Met de wet Fido zijn de bepalingen voor renterisico vastgesteld. Vanuit deze wet en de uitvoeringsregeling dient het renterisico te worden vastgesteld op basis van de aflossingen en renteherzieningen vanuit de bestaande leningenportefeuille. De normering die voor het renterisico geldt verschilt per openbaar lichaam (20% voor gemeenten en provincies en 30% voor waterschappen) maar is in alle gevallen gerelateerd aan de omvang van het begrotingstotaal.
Fido-methodiek
Als uw organisatie in enig jaar sterk zou investeren, dan wordt hieraan in de Fido-methodiek voorbij gegaan. Vanuit Fido wordt immers alleen gekeken naar de risico’s uit de bestaande (leningen)portefeuille en niet naar de financieringsbehoefte die ontstaat vanuit bijvoorbeeld deze investeringen. In dit geval wordt het renterisico door de wet dan ook te rooskleurig voorgesteld.
Anderzijds: als u een sterke operationele kasstroom heeft van waaruit aflossingen kunnen worden voldaan, dan pakt het renterisico in de praktijk juist lager uit dan het Fido-renterisico doet voorkomen. In dit geval kunnen (eind)aflossingen wellicht vanuit de operationele kasstroom worden gefinancierd waarmee er mogelijk zelfs in het geheel geen sprake is van renterisico’s. Zo ook in het geval er wordt gedesinvesteerd.
Wat te doen met renterisico
Voor goed risicomanagement is het dus essentieel om niet alleen naar het Fido-renterisico te kijken, maar om ook in kaart te brengen hoe het risico zich verhoudt wanneer alle kasstromen worden meegenomen (het bedrijfseconomische renterisico). Op basis van dit bredere perspectief kunnen immers pas de juiste risico reducerende maatregelen genomen worden.
Wilt u meer weten? Neem gerust contact met ons op.