In 2015 is de Woningwet van kracht geworden. Eén van de belangrijkste aanpassingen is dat een corporatie die in de financiële problemen komt niet meer volledig gesaneerd hoeft te worden en er hierdoor een aanspraak ontstaat op de door het WSW verstrekte borgstellingen. In 2018 is voor het eerst aanspraak gemaakt op het vermogen van WSW, waarbij is ondervonden dat het systeem hier niet op is ingericht. Oftewel: in het huidige stelsel kan het vermogen van het WSW niet herstellen. Als gevolg hiervan is het doel van het WSW, dat corporaties geld kunnen lenen tegen zo laag mogelijke kosten, onder druk komen te staan. Om het doel te blijven ‘borgen’ past het WSW veranderingen toe in haar borgstelsel. Maar wat verandert het WSW en waar raakt dit de corporatiesector?

 

Het WSW staat borg voor de reguliere rente- en aflossingsverplichtingen. In de huidige systematiek kan het WSW (slechts) stapsgewijs haar hypotheekrecht uitwinnen. Dit is een beperkende factor om de verliezen te minimaliseren. Om haar zekerheidspositie te verbeteren voert het WSW wijzigingen door in onder andere haar leningdocumentatie, borgingsplafond, volmacht én wordt er een zekere obligo verplichting ingevoerd. Kort samengevat:

 

Er komt een addendum op uw bestaande leningcontracten

Het WSW versterkt haar zekerheidspositie mede door een wijziging van de leningdocumentatie, dit gebeurt in eerste instantie door middel van een addendum. Het addendum zorgt ervoor dat zodra het WSW wordt aangesproken op haar vermogen, de regresvordering[1] van WSW op de Deelnemer in volle omvang opeisbaar wordt. Dit addendum dient door de Deelnemer, de geborgde financier en WSW overeengekomen te worden. Voor toekomstige leningen wordt de tekst van dit addendum verwerkt in de standaard leningdocumentatie.

 

Borgingsplafond verlagen of intrekken

In het nieuwe Reglement van Deelneming is toegevoegd dat het WSW wanneer nieuwe prognoses, feiten of omstandigheden daar aanleiding toe geven, het Borgingsplafond te allen tijde kan verlagen of intrekken. Het WSW dient dit besluit schriftelijk te motiveren.

 

Niet-DAEB valt in de basis niet meer onder de volmacht

De DAEB activa blijven ook in de nieuwe situatie ingezet als onderpand. De Niet-DAEB activa vallen in de basis niet langer meer onder de volmacht, echter als de Deelnemer onvoldoende financiële middelen heeft, dan worden de Niet-DAEB activa opgevraagd als onderpand. Een gemengd registergoed zal op verzoek juridisch gesplitst moeten worden.

 

Obligolening en jaarlijkse obligoheffing

Het nieuwe systeem voorziet het WSW van een zekerstelling van de obligoverplichting door deze te splitsen in een jaarlijks – en een gecommitteerd obligo. De jaarlijkse obligo heffing zorgt ervoor dat op de korte termijn voldoende vermogen beschikbaar is om de eerste verliezen op te vangen. De omvang van de heffing wordt berekend volgens een bruteringsformule en moet worden ingerekend tegen een percentage van 0,165% (met een maximum tot 0,33% per jaar), dit was 0,035% in 2020 aflopend naar 0,025% in 2024[2]. Dit obligo zal alleen worden geïnd als het nodig is om het risicovermogen aan te vullen en is dus niet meer begrensd door 1,25% (3,85% minus 2,60%). Daarnaast dient de Deelnemer een geborgde obligolening van 2,6% af te sluiten om toekomstige verliezen (bij grote aanspraken) op te vangen. Ook is het mogelijk om een storting te doen uit uw liquide middelen. Hierop zal uitsluitend een beroep worden gedaan als dit echt nodig is.

 

Welke invloed de beschreven wijzigingen precies hebben op uw corporatie is nog (even) afwachten, want de consultatiefase is net begonnen.

 

 

Nico van Rijn


[1]Regresvordering: het terugvorderen op de schuldenaar van hetgeen voor hem werd betaald (bijv. de borg op een lening).

[2] Conform Leidraad economische parameters dPi 2019.