Soms heb je van die dagen dat je je als treasury-adviseur meer jurist voelt. Oorzaak van dit gevoel zijn de toezichtbelemmerende bepalingen (TBB’s) in de derivatencontracten van een woningcorporatie. In deze blog nemen we je mee: hoe zat het ook alweer in elkaar, zijn er veranderingen door de Woningwet gekomen en wat is onze visie op het verwijderen van de TBB’s.

 

Hoe zit het ook alweer in elkaar?

TBB’s zijn clausules in derivatencontracten, die een financiële instelling het recht geeft om derivatencontracten te beëindigen als de Minister en/of de Autoriteit Woningcorporaties (Aw) het toezicht op de corporatie gaat intensiveren. Het is logisch dat deze TBB’s niet meer mogen worden opgenomen in contracten, omdat het toezicht van de Minister hierdoor ernstig belemmerd kan worden; zeker als de derivaten zwaar onder water staan (een negatieve marktwaarde kennen). Want wie gaat die negatieve marktwaarde dan betalen?

 

Voor de invoering van de Woningwet 2015 waren er drie TBB’s, namelijk:

  • “aanwijzing geven aan de corporatie” (artikel 41 BBSH),
  • “voorafgaand goedkeuring vragen”. (artikel 43 BBSH),
  • “onder bewind stellen van de corporatie” (artikel 70 d tot en met h van de oude Woningwet).

 

Sinds de invoering van de beleidsregels derivaten en de Woningwet 2015 zijn bovenstaande TBB’s  intact gebleven en staan voortaan vermeld in artikel 61d, 61g en 61h. Er zijn dus geen nieuwe TBB’s bijgekomen.

 

Onze visie op het verwijderen van de TBB’s

Het is begrijpelijk dat de Minister en de Aw er  belang bij hebben dat de TBB’s verwijderd worden, omdat ze belemmerd worden in hun toezichthoudende rol. Daartegenover zullen banken die de TBB’s in de bestaande derivatencontracten hebben opgenomen, dit recht niet zo maar opgeven. Tenzij ze daarvoor gecompenseerd worden.

 

Nu zijn wij van mening dat het ‘koste wat kost’ verwijderen van de TBB’s een te rigoureuze aanpak is. Allereerst zal geïnventariseerd moeten worden welke TBB’s in de contracten zijn opgenomen en welk instrumentarium er overblijft  voor de Minister en de Aw om in te grijpen, mocht het mis gaan bij een woningcorporatie.

 

Ten tweede moet geïnventariseerd worden in hoeverre de derivaten onder water staan in relatie tot de huidige financiële positie van de corporatie. Met andere woorden,  wat is het financiële risico dat de corporatie omvalt en wat moet er dan afgerekend worden aan negatieve marktwaarde? Op basis van deze twee inventarisaties kan  worden bepaald in hoeverre de TBB’s daadwerkelijk belemmerend zijn voor de Minister en de Aw en wordt onnodig weglek van maatschappelijk kapitaal voorkomen door het al te rigoureus verwijderen van (alle) TBB’s.  Geld dat beter besteed kan worden aan de verduurzaming van het vastgoed, betaalbaarheid, beschikbaarheid en  verbetering van de kwaliteit van woningen. Een euro kan je nu eenmaal een keer uitgeven.

 

Indien u meer wilt weten over TBB’s in derivatencontracten, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.